Amerikaanse vogelkers
De Amerikaanse vogelkers of bospest (Prunus serotina) is een plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). De soort is in Nederland en België door bosbouwers op grote schaal geïntroduceerd vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw. Ze werd als 'vulhout' in de bossen aangeplant. Amerikaanse vogelkers is invasief in West-Europa en kan er de biodiversiteit verstoren.
De struik treedt vaak plaagvormend op in storingssituaties, zoals op kapvlaktes, waar door mineralisatie van het strooisel en de humus, gevormd door afgevallen bladeren en dode takken, stikstof in de bodem vrijkomt. Daarnaast komt jaarlijks een hoeveelheid stikstof afkomstig van het verkeer en de landbouw in de meer natuurlijke systemen, zoals natuurbossen en duinen, terecht, waardoor de Amerikaanse vogelkers zich er kan vestigen. De plant weet er soms uit te groeien tot een boom van 20 meter hoog.
De Amerikaanse vogelkers bloeit van eind mei tot en met juni met witte bloemen. De bloemen zitten in trossen. De bessen hebben aan de voet een vastzittend kroontje, dat gevormd wordt door de achtergebleven kelkbuis. De vrucht is een 1 cm grote steenvrucht met een 6–7 mm grote pit. Er ontstaan gemakkelijk zaailingen.
Al in de zeventiende eeuw is de soort vanuit Noord-Amerika in Europa geïntroduceerd. Ze werd in Nederland in 1740 voor het eerst aangeplant, dat was als sierstruik. Eind negentiende eeuw begonnen bosbouwers de Amerikaanse vogelkers aan te planten voor houtproductie. De kwaliteit van het hout viel echter tegen. Tussen 1920 en 1950 vond ze in Nederland bij de bebossing van woeste gronden op grote schaal toepassing als vulhout in naaldbossen. Het blad zou de humus verbeteren en de groei dwong dennen door de schaduwwerking tot hoogtegroei. Langs percelen met naaldhout functioneerde de soort als brandsingel. In de loop der jaren ontpopte de snelgroeiende struik zich als een gemakkelijk voortplantende exoot.()