Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Bladrammenas

Uit Triple Performance
Ga naar:navigatie, zoeken

Het document behandelt bladrammenas (Raphanus sativus) als groenbemester en vanggewas, specifiek voor gebruik in de periode 2019. Bladrammenas is een kruisbloemige gewas dat weinig knolvormend is en geschiktheid voor alle grondsoorten toont. Het gewas ontwikkelt zich snel, vormt snel een massaal groen en onderdrukt onkruid effectief. In vergelijking met gele mosterd is de begingroei iets trager en is bladrammenas minder gevoelig voor nachtvorst, waardoor het langer kan door groeien, ook bij late zaai, en tot in de winter land kan beschermen. Bij strenge vorst sterft het gewas echter af. Het bezit penwortels en heeft een beperkte zijwortelontwikkeling, waardoor de bodemdoorworteling minder is dan bij gras, en de wortelopbrengst lager. De behaarde plantenstengels en bladeren bloeien snel bij vroege zaai, met grote rasverschillen.

Bladrammenas wordt onder andere geteeld voor organische stoftoevoer, stikstofvang, bestrijding van bietencysteaaltjes en grondbescherming tegen verstuiving. Het past goed in mengsels van groenbemesters en kan als steunplant dienen vanwege de hoge groei. Ook is het aantrekkelijk voor insecten, vooral voor honingbijen tijdens de bloei.

Zaaien gebeurt vooral in het voorjaar op braakpercelen vanaf begin mei en in de stoppel na oogst. Bij stoppelzaaien wordt onderscheid gemaakt tussen vroege zaai vóór 1 augustus en late zaai tot half september. Vroege zaai biedt extra voordelen bij de bestrijding van bietencysteaaltjes, maar bij late zaai vermindert de effectiviteit. Minimaal één keer klepelen of maaien wordt aanbevolen om zaadvorming en opslag te voorkomen. Het zaaizaadgebruik varieert afhankelijk van zaaitijd en ras, en een dicht zaaibed bevordert de bodemdoorworteling en de biologische bestrijding van aaltjes.

Rassen verschillen in snelheid van groei, bloeitijd en aaltjesresistentie. Bij een zo laat mogelijke bloei worden resistentie en late bloei aanbevolen, vooral voor vroegzaaien op braakpercelen. Bij late zaai in de herfst wordt ook lentehergroei en zaadvorming vermeden door raskeuze.

Voor bemesting is bladrammenas een stikstofhungrig gewas, met 40 tot 80 kg N per hectare nodig afhankelijk van de bodemgesteldheid en voorvrucht. Het neemt veel stikstof op, dat deels over de winter wordt vastgehouden en later beschikbaar komt voor het volggewas. Het is geschikt als N-vanggewas, vooral na het uitrijden van dierlijke mest, maar levert weinig reststikstof in de bodem. Door de lage C/N-verhouding kan de stikstof snel vrijkomen na bewerking of vorst.

Wat ziektes betreft, vermeerdert bladrammenas slecht Rhizoctonia solani AG2-2 en sterk Sclerotinia sclerotiorum. Bij verleden problemen met rattenkeutelziekte is terughoudendheid geboden. Het gewas vormt geen waardplant voor knolvoet.

Plagen zoals koolmotjes kunnen zich in de zomer ophopen, maar schade blijft meestal beperkt. Het is een mogelijke uitvalsbasis voor plaaggroepen zoals bonenvlieg en bodemplagen zoals naaktslakken. Bladrammenas onderdrukt onkruid snel en effectief, waardoor onkruidbestrijding meestal niet nodig is.

Wat betreft aaltjes, zijn witte en gele bietencysteaaltjes resistent door rassenkeuze. Door afmaaien of klepelen vóór zaadvorming wordt het aantal larven uit cysten beperkt, met een afname van besmetting tot circa 80% bij vroege zaaien en herhaald maaien. Voor het maiswortelknobbelaaltje bestaan resistente rassen met hoge resistentie, die de besmetting verder verminderen. Het gewas ondersteunt de vermeerdering van andere aaltjessoorten zoals Meloidogyne hapla en Mikroliognyne naasi beperkt of niet. Sommige trichodoride aaltjes worden sterk of matig vermeerderd, echter verspreiding van tabaksratelvirus wordt niet bevorderd door bladrammenas.

Onderwerken gebeurt afhankelijk van het zaaitijdstip en de groei, meestal in de herfst, met klepelen of maaien vóór arbeidsintensief ploegen. Bij vroege zaai op braakpercelen, waarbij het massaal kan worden, is klepelen of maaien noodzakelijk om het gewas volledig te verwijderen. In winter kan het afsterven zonder voorbewerking. Voor opslag is het belangrijk het gewas te klepelen of te maaien zodra circa 50% in bloei staat om zaadverspreiding en opslagproblemen te voorkomen; laatbloeiende rassen worden hiervoor aanbevolen. Sommige rassen kunnen knollen vormen die overwinteren en in het voorjaar weer uitlopen, wat met goed ploegwerk bestreden kan worden.

De drogestofopbrengst varieert van ongeveer 3 tot over 8 ton per hectare, afhankelijk van het zaaitijdstip, met 80% bovengrondse massa. Het gewas levert verse biomassa tot 30 ton per hectare, maar wordt nauwelijks benut als voeder vanwege de smakelijkheid. De bijdrage aan de energie- en uitgangssysteem (EOS) ligt rond de 875 kg per hectare.

De teeltkosten bestaan vooral uit het zaaizaad en stikstofbemesting, met daarbij arbeidskosten voor verwerking en onderhoud. Materiële kosten bedragen circa 105 euro voor zaad en 57 euro voor stikstof. Bij gebruik als N-vanggewas levert het kostenvoordelen door besparing in het volggewas, met een besparing van 34 tot 46 euro voor stikstofbemesting.


Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Bladrammenas (nl)
Aantal pagina's: 3
Doellanden: Nederland

Belangrijkste punten

Bladrammenas is a versatile groenbemester with multiple benefits
Het gewas is geschikt voor alle grondsoorten, onderdrukt onkruid, levert organische stof, en dient als stikstofvanggewas, terwijl het ook bescherming biedt tegen bodemerosie en insecten aantrekt bij bloei.
Voor effectieve bestrijding van bietencysteaaltjes is tijdige zaaiperiode en klepelen/maaien cruciaal
De teeltstrategie waarbij gebleken wordt dat herhaald afmaaien en vroeg zaaien de besmetting daadwerkelijk kan verminderen, vooral door larven uit cysten te lokken en te voorkomen dat zaadvorming plaatsvindt.
De teeltkosten voor bladrammenas kunnen relatief laag zijn
De materiaalkosten inclusief zaad en stikstofbemesting bedragen ongeveer €162 voor een hectare, en besparingen in volggewas kunnen de totale kosten verder verlagen door vermindering van stikstofgebruik.
Resistentie tegen bodemschimmels en aaltjes is prominent in Rassenlijst-variëteiten
Alle rassen die op de Rassenlijst staan zijn resistent tegen het witte bietencysteaaltje, en er bestaan rassen met resistentie tegen M. chitwoodi, wat de duurzame inzetbaarheid verhoogt.
Bladrammenas heeft een hoge droogstofopbrengst en wordt vooral gebruikt voor de totstandkoming van voedingsrijke biomassa
De totale drogestofproductie varieert van 3 tot 8 ton per hectare, en de verse massa wordt vooral benut als voeder, terwijl de bijdrage aan EOS rond 875 kg/ha ligt.
De ontwikkeling van bladrammenas en zaadproductie vereist aandacht voor afsluiting van bloei en opslagproblemen
Het gewas moet geklepeld of gemaaid worden voordat zaadvorming plaatsvindt om kiemkracht en opslagproblemen te voorkomen, vooral bij vroeg of late zaai.

Bronnen