Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Bladrammenas - Factsheet

Uit Triple Performance
Ga naar:navigatie, zoeken

Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Bladrammenas - Factsheet.jpg

Deze documentatie geeft informatie over bladrammenas als waardplant en haar rol in de teeltrot blijkt dat de waardplantstatus onduidelijk is of afhankelijk van rassen en serotypes. Het wordt verdeeld in verschillende waardigheidsniveaus: geen waard, slechte waard, matige waard en goede waard, wat invloed kan hebben op schadepercentages in opbrengst, variërend van onbekend tot meer dan 33%.

Daarnaast wordt ingegaan op bodemplagen en de risico’s van slakken, vooral op kleigrond, en op het matige tot slechte vermeerderen van bonenvlieg en koolvlieg op bladrammenas. Emelten kunnen ook wat toenemen.

Er wordt een overzicht gegeven van aaltjes en tabakratelvirus, inclusief aardappelcysteaaltjes (G. rostochiensis en G. pallida), wit- en geel bietencysteaaltjes (Heterodera schachtii en Heterodera betae), diverse wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne spp.), en andere nematoden die voorkomen in zomerteelt en herfstteelt. Het voorkomen en de beheersing van deze aaltjes hangt af van het teeltseizoen, met specifieke aandacht voor resistentie en preventie.

Opties voor bodemcontrole omvatten het gebruik van resistentie bij rassen, bodemrotaties, en het voorkomen van besmetting via zaaizaden. Bladrammenas wordt meestal na een vroeg geoogst gewas geteeld en is resistent tegen witte bietencysteaaltjes, wat een voordeel is bij de beheersing hiervan. Het gewas wordt aanbevolen op alle grondsoorten en wordt geplant vanaf begin mei tot half september, met voorkeur voor zaai vóór augustus bij bepaalde aaltjesbestrijding. De zaaidiepte ligt rond 2-3 cm en de zaaizaadhoeveelheid varieert tussen 20 en 50 kg/hectare.

De plant heeft een diepe penwortel met beperkte zijwortels en levert bij zaaien rond half juli ongeveer 8 ton droge stof per hectare op, en eind augustus ongeveer 3 ton per hectare. De regenvastheid is beperkt en stikstofbemesting wordt afgestemd op voorvrucht en zaaimoment (30-50 kg N/ha), waarbij bij gebruik van N-vanggewas geen extra stikstofbemesting toegestaan is.

Onkruidbestrijding is meestal niet nodig door snelle ontwikkeling, maar klepelen of maaien kan nodig zijn om zaadvorming te voorkomen bij zaaien in de zomer. Bladrammenas wordt aangewezen als N-vanggewas na mais.

Tot slot worden bodemziekten en schimmels vermeld, waaronder ziekten als fusarium, phoma, pythium, rhizoctonia, en vergelings- en rattenkeutelziekten in gewassen zoals ui, suikerbiet, kool, koolzaad en aardappel. Sommige ziekten vormen een risico, afhankelijk van de grondsoort en teeltperiode.

Dit overzicht is bedoeld om telers en adviseurs te helpen bij de keuze van rassen, teeltplanning en beheersmaatregelen voor bladrammenas en gerelateerde ziekten en plagen.


Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Bladrammenas - Factsheet.jpg

Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Bladrammenas - Factsheet (nl)
Aantal pagina's: 2
Doellanden: Nederland

Belangrijkste punten

Bladrammenas wordt meestal geteeld na een vroeg geoogst gewas
De teelt is geschikt op alle grondsoorten en wordt vaak gebruikt als N-vanggewas na mais, waarbij het gewas goed resistent is tegen witte bietencysteaaltjes.
Witte bietencysteaaltjes worden effectief bestreden met bladrammenas
Alle rassen resistent tegen deze aaltjessoort, waardoor het gewas bij voorkeur gedaan wordt vóór augustus voor optimale controle.
Het gewas is gevoelig voor vorst en vereist specifieke planttijden
Zaaien vanaf begin mei tot half september, met een hogere opbrengst bij zaaiperiode rond half juli, en een drogestofopbrengst van maximaal 8 ton per hectare.
Gediversifieerde bodemtechnieken kunnen de problemen met bodemplagen beperken
Bladrammenas op kleigrond kan sterk toenemen, maar het gebruik van resistent rassen en gewasrotatie kan risico's verminderen.
Bodemschimmels en ziektekiemen beïnvloeden de teelt negatief
Verschillende ziekteverwekkers zoals Fusarium oxysporum, Phoma betae en Rhizoctonia solani kunnen knobbels en rot veroorzaken, wat een uitdaging vormt voor het gewasbeheer.
Beworteling en drogestofopbrengst zijn afhankelijk van teeltmoment
Diepe penwortel en een tijdige oogst rond half juli zorgen voor een hogere opbrengst van 8 ton per hectare, vergeleken met eind augustus oogstresultaten.

Bronnen