Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Gele mosterd
Dit document geeft een uitgebreide beschrijving van gele mosterd (Sinapis alba) als groenbemester, gebaseerd op onderzoek en praktijkervaring. Gele mosterd behoort tot de kruisbloemigen en kan onder gunstige groeiomstandigheden snel een groot organisch materiaal produceren, met planten die een lengte van 1 tot 2 meter kunnen bereiken. De plant heeft een stevige penwortel die tot circa 70 cm diep door de bodem gaat in ongeveer zes weken, waardoor deze goed geschikt is voor het verbeteren van de bodemstructuur en het toevoeren van organische stof. Gele mosterd is gevoelig voor vorst, dus het is belangrijk om tijdig te zaaien en de teelt af te stemmen op de temperatuur. Het wordt vooral ingezet op laat vrijkomend land en biedt voordelen zoals bodemverrijking, bodemverbetering, en het afweren van ongewilde organismen zoals bodembewonende schadelijke plagen en aaltjes.
De zaaitijd ligt tussen begin augustus en eind september, met een zaaidiepte van 2 tot 3 cm en een rasafweging op basis van snelgroei en bloeitijd. Het gewas verlangt een goed losgetrokken en verkruimelde bodem om verdichtingen te voorkomen. De hoeveelheid zaaizaad bedraagt 15 tot 25 kg per hectare, afhankelijk van zaaitijd en de grootte van de zaden. Resistentie tegen bodemziekten zoals witte bietencysteaaltjes wordt zoveel mogelijk geselecteerd, en het gewas is resistent tegen bepaalde aaltjes, waardoor het zich niet snel vermeerdert.
Voor bemesting wordt meestal een startgift van 30 tot 50 kg stikstof per hectare toegepast, met een totale stikstofnorm van ongeveer 50-60 kg N per hectare, afhankelijk van de bodemsoort. Gele mosterd is geen vanggewas voor stikstof, omdat waardevol stikstof snel weer kan verdwijnen na afsterven of onderploegen, wat kan leiden tot negatieve stikstofbalansen.
Het gewas kan ziektegevoelig zijn voor schimmels als Rhizoctonia en Sclerotinia, vooral in bodems met eerdere problemen. Het is een waardplant voor enkele plagen zoals de bonenvlieg, maar het vormt geen risico voor het koolmotje. Gele mosterd heeft sterke concurrentiekrachten tegen onkruiden en onderdrukt kiemingen van onkruidzaailingen onder laboratorium- en veldomstandigheden, afhankelijk van het gewasstadium en bodemvochtigheid.
Wat betreft bodembestrijding en onkruidmanagement: het gewas onderdrukt onkruiden effectief en helpt bij het beheersen van wortelknobbelaaltjes, mits resistent rassen worden gebruikt. Gele mosterd helpt ook bij vermindering van bodemziekten zoals knolvoet en kan, afhankelijk van de teelt- en zaaitijd, de besmetting met aaltjes en schadelijke organismen verminderen. Het blijft niet lang in bloei, waardoor de kans op zaadvorming en opslag beperkt is, vooral bij tijdige zaai en vorstgevoelige omstandigheden.
De droge stofopbrengst varieert afhankelijk van de zaaiperiode, met waarden tussen circa 3 en 6,6 ton per hectare, overwegend in bovengrondse massa. Het gewas wordt nauwelijks als veevoer gebruikt vanwege de giftigheid van het zaad en de slechte smaak. De teeltkosten zijn relatief laag, vooral door lagere zaad- en bemestingskosten, en de arbeidskosten omvatten bodemvoorbereiding, zaaien en ploegen na het gewas. De totale teeltkosten voor gele mosterd als groenbemester zijn iets lager dan voor bladrammenas, en de gewasbijdrage aan de organische stofbalans bedraagt ongeveer 875 kg per hectare.
Kortom, gele mosterd is een effectieve, kostenefficiënte groenbemester die bijdraagt aan bodemverbetering, ziektereductie en onkruidcontrole, met het oog op bodemgezondheid en gewasopbrengst op lange termijn.
Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Gele mosterd (nl)
Aantal pagina's: 2
Doellanden: Nederland
Belangrijkste punten
- Gele mosterd is an effective groenbemester geschikt voor de late teeltperiode
- Het gewas wordt meestal vanaf begin augustus tot eind september gezaaid en groeit snel, waardoor het geschikt is voor late teelt op land dat laat vrijkomt, en kan tot 70 cm binnen zes weken doorwortelen.
- Gele mosterd levert organische stof en vermindert onkruidgroei
- Het gewas produceert veel organische stof kort na het zaaien en kan met onkruiden concurreren, waarbij ondergewerkte planten zelfs kieming van onkruidzaailingen onderdrukken onder veldomstandigheden.
- Resistentie tegen bodemschimmels en bodemvraat
- Alle rassen op de Rassenlijst zijn resistent tegen witte bietencysteaaltjes (bca), en het gewas vermeerdert het bodemschimmelplagen zoals Rhizoctonia en Sclerotinia sterk, mits op een geschikt perceel geteeld.
- Bij de teelt van gele mosterd moet rekening worden gehouden met vorstgevoeligheid
- Het gewas is zeer vorstgevoelig; de winterhardheid hangt af van het zaai- en ophaalmoment, en te laat gezaaide gewassen kunnen in het voorjaar opnieuw uitlopen, wat invloed heeft op opslag en zaadvorming.
- Teeltkosten zijn relatief laag en besparen stikstof in het volggewas
- De materiaalkosten voor zaaizaad en N-bemesting zijn lager dan bij bladrammenas, en de teelt bespaart stikstof, hoewel de snelle afbraak na onderploegen het N-vangeffect kan verminderen.
- Gele mosterd beïnvloedt de bodem- en gewasziekten en plaaginsecten
- Het gewas kan de plagen zoals bonenvlieg en naaktslakken matig vermeerderen, en is een waardplant voor knolvoet, terwijl het bijgevoede bodemschimmel- en aaltjespopulaties kan beïnvloeden afhankelijk van resistente rassen.
Bronnen
- Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Gele mosterd - 2019-01-01 - https://edepot.wur.nl/475843