Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Gele mosterd - Factsheet
De tekst bespreekt de teelt van gele mosterd (Sinapis alba) als groenbemester in verschillende seizoenen en onder diverse omstandigheden. Gele mosterd wordt gewaardeerd vanwege de snelle organische stofproductie en kan laat in het jaar worden gezaaid, tot eind september, afhankelijk van de doorgankelijkheid. De teelt is geschikt voor alle grondsoorten, hoewel zure grond minder geschikt is, en de zaai kan plaatsvinden vanaf begin augustus tot eind september met een zaadhoeveelheid van 15-25 kg per hectare op een diepte van 2-3 cm.
De planten ontwikkelen een redelijk diepe maar lichte beworteling en leveren bij vroeg zaaien (half juli) ongeveer 6,6 ton droge stof per hectare, terwijl laat zaaien eind augustus circa 3 ton oplevert. De meeste organische stof wordt bij vroeg zaaien gerealiseerd. Gele mosterd is zeer vorstgevoelig en vereist een stikstofgift van 30-50 kg N per hectare, afhankelijk van de bodemsoort en voorvrucht, met een norm van 50-60 kg N.
Omdat de snelle groei onkruid meestal minimaliseert, is onkruidbestrijding doorgaans niet nodig. Het gewas is resistent tegen witte bietencysteaaltjes, maar wordt vaak laat gezaaid, waardoor de controlereeks op deze aaltjes beperkt is. Vanwege de snelle vertering wordt het niet aanbevolen als N-vanggewas na maïs.
Verder wordt een overzicht gegeven van bodemschimmels en ziekten die in de bodem voorkomen of schade veroorzaken, waaronder Alternaria, Fusarium, Phoma, Rhizoctonia en andere schimmels. Sommige ziekten zijn ras- of serotype-afhankelijk, en het infectievermogen en de schade variëren. De waardplantstatus van verschillende ziekten wordt aangegeven met codes, waarbij ‘geen waard’, ‘matige waard’, ‘goede waard’, en ‘actieve bestrijding’ worden onderscheiden. Het document benadrukt dat gele mosterd onder gunstige omstandigheden snel organisch materiaal produceert en een nuttige groenbemester vormt, maar dat de keuze voor zaaitijd en zaadhoeveelheid afhankelijk is van de specifieke teeltomstandigheden en doelen.
Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Gele mosterd - Factsheet (nl)
Doellanden: Nederland
Belangrijkste punten
- Gele mosterd wordt vooral geschikt voor herfstteelt
- Het gewas kan op alle grondsoorten worden verbouwd, maar is minder geschikt voor zure grond en wordt meestal na juli gezaaid, wat past bij de herfstteeltperiode.
- Gele mosterd is zeer vorstgevoelig
- Omdat het in de winter vaak afvriest, is het gewas kwetsbaar voor vorstschade, wat de teeltplanning en oogstveiligheid beïnvloedt.
- Veel organische stofproductie onder gunstige omstandigheden
- Gele mosterd kan in korte tijd grote hoeveelheden organisch materiaal produceren, vooral doordat het snel groeit en tot eind september gezaaid kan worden.
- Weinig behoefte aan onkruidbestrijding in beginfase
- Door de snelle ontwikkeling van het gewas is onkruidbestrijding meestal niet nodig, wat de teeltkosten en arbeidsinspanningen verlaagt.
- Resistentie tegen witte bietencysteaaltjes
- Alle rassen van gele mosterd zijn resistent tegen deze aaltjes, alhoewel de late teeltperiode de effectiviteit tegen aaltjes beperkt doordat de teelt meestal na juli plaatsvindt.
- Stikstofbemesting is afhankelijk van voorvrucht en zaaitijd
- De benodigde stikstof ligt tussen 30 en 50 kg N per hectare, waarbij de norm 60 kg N is voor kleigrond, en dit hangt af van de teeltomstandigheden en bodemtype.
- Gele mosterd biedt beperkte plaag- en ziektebestrijding mogelijkheden
- De aanwezigheid van diverse bodempathogenen en aaltjes wordt beïnvloed door resistenties en de late zaaidatum, waardoor het gewas minder geschikt is voor bestrijding van bepaalde plagen na juli.
Bronnen
- Handboek groenbemesters - Kruisbloemigen - Gele mosterd - Factsheet - - https://edepot.wur.nl/475746